Vlucht uit de Lange Wanden – Executie Doldersum

De mannen uit het kamp aan de Middenweg in Vledder werden niet alleen ingezet bij ontginningswerkzaamheden maar moesten ook boeren in de omgeving helpen. Een groep mannen moest aardappels rooien in Doldersum en vier anderen werkten bij een boer, die lid van de NSB was. Voor deze vier zich bij de groep aardappelrooiers zouden aansluiten werden zij aangesproken door iemand van het verzet. Hij liet hun een hol in het bos zien met de mededeling dat ze daar konden verblijven als ze zouden besluiten te vluchten. De mannen zagen het niet zo zitten en wilden eerst terug naar het kamp, al was het maar om hun spullen op te halen. Er werd wel afgesproken dat verzetsmensen hen ’s avonds zouden komen halen.

Vlucht

Hoewel ze zoals was afgesproken, gekleed naar bed waren gegaan, was er op de afgesproken plek niemand aanwezig. Om half een ’s nachts werd een aantal kamerdeuren open gegooid door onbekende mannen: “Jullie kunnen nu vluchten en wie dat niet doet is maar voor 25% Nederlander!”
De overvallers maakten een niet erg betrouwbare indruk en er waren dan ook maar een paar arbeidsmannen die meegingen, aangespoord en opgejaagd door de overvallers. Aanvankelijk gingen er 23 mannen mee, maar twee keerden buiten het kamp om. Toch kwam het aantal vermisten op 23 omdat eerder op de avond twee andere mannen zelfstandig
de benen hadden genomen. Een van de wachten werd onder bedreiging gedwongen mee te gaan.

Zoektocht

Om twee uur ’s nachts werd de postcommandant van politie, Reinders gealarmeerd. Reinders besefte wel dat er een probleem was, maar gaf aan de volgende ochtend wel te komen kijken. Uit de verhoren die ochtend bleek niet zoveel, alleen dat de overvallers met veertien man waren. Er kwamen vage signalementen uit.
Reinders werd opnieuw naar het kamp gesommeerd omdat intussen de Sicherheitsdienst en de Staatspolitie uit Assen waren gearriveerd. De leiding berustte bij de Duitser Ohloff en aan Nederlandse zijde waren S. van Droffelaar, J. Lambers, alsmede A. Sluiter en C.J. Lammerse van de partij. Hun verhoren hadden resultaat en al snel werden de namen bekend van de mannen die op de terugweg het hol hadden gezien. Twee ervan behoorden echter tot de gevluchte mannen. De twee anderen had het toch geen goed plan geleken en zij waren gewoon aan het werk. Ze werden gesommeerd onmiddellijk naar het kamp terug te keren.
Onderopzichter De Jager had inmiddels aangegeven dat een wachtloper onder dwang was meegenomen en dat hij vanwege het wachtlopen in zijn nette uniform was gekleed. De twee achtergebleven mannen werden door de SD meegenomen en gedwongen de holen aan te wijzen. Het hol dat de mannen ’s middags was getoond, bleek niet een van de holen te zijn waarin de vluchters waren ondergebracht. Zij drie holen dan ook niet vinden, hoewel er ook met honden werd gezocht en er vlak langs de ingang van een van de holen werd gelopen.

Gevonden

Van Droffelaar vond de ingang van het hol waarin negen mannen zaten. Een van de mannen kwam meteen naar buiten, de resterende mannen werden gesommeerd ook naar buiten te komen. De mannen werden op beestachtige wijze mishandeld door de Nederlandse politiemannen.
De man die zich als eerste had overgegeven werd niet mishandeld, van de wacht is dat niet duidelijk.
De zeven anderen werden geëxecuteerd. Om zeker te zijn dat ze dood zijn, schoten Van Droffelaar en Lamberts hun machinepistolen leeg op de levenloze lichamen. Het commando was verheugd en wilde feestvieren. Op de terugweg passeerde het commando nog een groep arbeidsmannen.
Van Droffelaar gebood te stoppen. Hij verweet de werkmeester Van der K. dat hij contacten had met de ondergrondse. Van der K. ontkende, hij was pas een paar dagen in Vledder, maar werd niettemin in elkaar geslagen.

Afloop

Opperwachtmeester Reinders kreeg opdracht te zorgen dat de lijken werden begraven en dat zulks ordelijk zou verlopen. Samen met drie dorpelingen ging hij met een platte wagen naar de plek des onheils. Ze troffen echter maar zes lichamen aan. Naar de zevende werd nog wel gezocht, maar die werd niet gevonden. Terug in het kamp mocht de wagen ter afschrikking, eerst in de avond worden afgeladen. Een ziekenverpleger en werkmeester verzorgden de lichamen, zodat die een nette begrafenis konden krijgen.
De mannen die niet werden gevonden, werden op adressen in de omgeving ondergebracht. Gebleken is dat de holen zijn gemaakt door Jan van Oosten, zijn zoon, diens vriend en A. Boers uit Appelscha. De laatste drie waren zelf ondergedoken om aan tewerkstelling in Duitsland te ontkomen en hebben ook gebruik gemaakt van de holen.
Wie de verzetslieden waren die de operatie op touw hadden gezet, is niet geheel duidelijk. Mogelijk betrof het een verzetsgroep uit Friesland, maar ook een aantal leden van de KP in Diever zouden tegen de zin van de leiding hebben deelgenomen. De actie was onvoldoende voorbereid, onder meer doordat er te weinig veilige onderduikadressen waren geregeld. Een aantal van de verzetslieden is later gearresteerd en via Crackstate in Heerenveen afgevoerd naar concentratiekampen in Duitsland. De actie heeft binnen verzetskringen zeer gemengde reacties opgeroepen, aangezien er veel fouten waren gemaakt.

De jongens

Gerardus Marinus van Corstanje

Corstanje

Geboren op 31 januari 1926 in Loon op Zand/Waalwijk.
Hij kwam uit een gezin van 10 kinderen, 4 jongens en 6 meisjes.
Na de lagere school ging hij werken als dozenmaker bij de schoenenfabriek van Van Haren in Waalwijk.
Gerard ligt begraven op de katholieke begraafplaats in Wilhelminaoord.

Jan van Dijk

Geboren op 3 mei 1926 in Scheemda. Hij had 5 zusters en 3 broers, was van beroep pijpenscheerder en werkzaam bij zijn vader op de steenfabriek. Zijn graf bevindt zich op de algemene begraafplaats in Vledder.

Pieter Groenhuis

Geboren op 10 mei 1926 in Winschoten.
Pieter is ook begraven in Winschoten. Hij was de jongste van een gezin met 4 kinderen. Hij had 2 zussen, Zwaantje (1912) en Antje (1914) en een broer, Harm (1917). Pieter was in opleiding bij een bakker en zijn hobby’s waren mondharmonica spelen en het bestuderen van (de anatomie van) dieren in de encyclopedie. Hij is op 17 mei 1945 herbegraven in Winschoten.

Roeland IJsselstein

Roeland IJsselstein

Geboren op 9 juni 1926 in Gouda. Overleden 23 november 1986 in Gouda. Op 8 september 1944 heeft hij als enige de fusillade overleefd. Na de fusillade is Roel weer tot bewustzijn gekomen en zwaar gewond naar boer Oosterhof in Wateren gelopen. Deze boerderij is inmiddels afgebroken. De waarnemende huisarts, de heer Steenhuisen uit Appelscha, heeft daar de eerst hulp verleend. Vanaf daar is Roel naar het ziekenhuis in Assen gebracht. Na zijn herstel is hij van Assen naar Gouda gegaan. Roel IJsselstein is in Gouda getrouwd en heeft 5 kinderen gekregen.
Meer over Roelof IJsselstein kun je lezen op de website over Goudse Oorlogsslachtoffers.

Wilhelmus Kloonen

Geboren op 25 april 1926 in Raamsdonksveer.
Hij was het 9e kind in een gezin van 14. Zijn vader was veldwachter en dus een bekend figuur in het dorp.
Op het moment dat Wim werd opgeroepen voor de Arbeidsdienst had hij nog geen baan gevonden maar werkte hij af en toe bij de plaatselijke fietsenmaker.
Zijn graf bevindt zich op de RK begraafplaats in Raamsdonksveer, op een gedeelte met oorlogsgraven.

David Oomens

Geboren op 31 mei 1926 in Den Haag.
Hij is een van de zeven kinderen van Cornelis Oomens en Henriette Rikkers, die in augustus 1923 in het huwelijksbootje stappen.
Net als vader Cornelis wordt ook David timmerman.
David ligt begraven op de katholieke begraafplaats in Wilhelminaoord.

Bronnen:

  • Oorlogsmonument bij Doldersum in Drenthe – Stichting Monument Doldersum
  • L. Lambregts, Sporen van de Tweede Wereldoorlog in Vledder.
  • Rut van de Pol, “Waarom ben je niet ondergedoken?”, Herinneringen aan de Nederlandse Arbeidsdienst
  • Klaas van Daalen, “Wat is de wereld toch groot”.
  • Youtube.com: Onbekend Monument
  • Youtube: Drenthe in de Oorlog, Herdenking executie ‘Doldersum’.

Laatste aanpassing: 20 april 2025