
Jaartal: onbekend
Bron: ’t Fledder Kerspel
Van Ginhoven is op 9 juni 1902 op Marken geboren Als zoon van een hoofdonderwijzer aldaar. Hij volgt een opleiding theologie aan de VU van Amsterdam. Op 6 juli 1930 is hij bevestigd als dominee van de Gereformeerde Kerk in Nijensleek. Kort daarop is hij getrouwd met Francisca Catharina (Cisca) van den Ende.
Kerk in Nijensleek
In De historie van de Gereformeerde Kerk van Nijensleek van W.J. Iestra wordt hij beschreven als vastberaden en doelgericht met een grote dadendrang en organisatietalent, maar ook als eigenmachtig. De jaren dertig kenmerken zich door grote tegenstellingen in de maatschappij en ook binnen de kerk, waar ook de financiële problemen van de tijd zich doen gevoelen. Echter mede door toedoen van ds. Van Ginhoven kan er een nieuwe kerk worden gebouwd.

Jaartal: 2 augustus 1934. Bron: J. Mos, Ruinerwold
Oorlog
Zijn visie op het nationaal socialisme is al in de jaren dertig duidelijk en hij steekt die ook niet onder stoelen of banken.
Zo zou hij bij het uitbreken van de oorlog op eerste Pinksterdag het Wilhelmus hebben laten zingen met de kerkdeuren geopend (bon: O. Dupon). Als Ome Jaap maakt hij deel uit van de illegaliteit. Hij is oprichter van de lokale verzetsgroep Je Maintiendrai (Bron: Stichting Huibert C.J. van Ginhoven aan het Namenmonument Oranjehotel van 24 juni 2024).
Volgens L. Lambregts (schrijver van het boek Vledder in de Tweede Wereldoorlog) zat hij diep in het illegale werk en hield hij zich bezig met de hulp aan joodse landgenoten en onderduikers. Een belangrijke gebeurtenis die hem hebben gesterkt in zijn overtuiging verzet te bieden is de arrestatie in het najaar van 1941 en vervolgens de fusillade van zijn broer Huibert. Overigens hebben alle broers en zussen een rol gespeeld in het verzet, maar ook zijn zwagers. Ds. Van Ginhoven staat de Joden in het kamp in Vledder bij met geestelijke en materiele hulp. Hij komt ook naar voren in het verhaal van Marcus van Praag bij diens ontsnapping uit het Jodenkamp.
Na te zijn verraden is hij in de nacht van 28 op 29 juli 1943 gearresteerd en overgebracht naar het Scholtenshuis in Groningen. Hij ziet nog wel kans om voor zijn arrestatie documenten te verstoppen onder het matras van het bed van zijn zich slapend voordoende dochter Elly. De documenten zijn niet gevonden. Hij is gedurende twee etmalen verhoord en zwaar mishandeld. Resultaat: gekneusde en gebroken ribben, een beschadigde nekwervel, een kaakfractuur, kapot en los geslagen tanen en kiezen, een zwaar beschadigd rechter dijbeen en zware bloeduitstortingen op zijn buik, rug en rechterbeen.
Via Vught en Scheveningen komt hij terecht in het Huis van Bewaring in Rotterdam. Hij is inmiddels, overigens zonder deugdelijke processen 4 keer ter dood veroordeeld. Op Dolle Dinsdag, 6 september 1944 is hij met 16 anderen door verzetsvrienden, waaronder zijn zwager, bevrijd. Onder de schuilnaam Van ’t Hart heeft hij nog op de preekstoel gestaan in Rijswijk. Eind mei 1945 heeft hij zijn werkzaamheden in Nijensleek hervat. Van 17 november 1946 tot hij op 1 september 1968 met emeritaat gaat, is hij predikant in Westervoort.
Op 22 juli 1975 is hij op 73-jarige leeftijd overleden.
Laatste aanpassing: 5 april 2025