Familie Georg – Reinhardt

Eén van de gezinnen die op het woonwagenkamp aan de Solweg woonde is de familie Georg. Het zigeunergezin is gevlucht vanuit Duitsland.
Wat weten we van de familie Georg:

Ludwig Georg is geboren op 13 december 1904 in Ormingen en was vioolbouwer. Josephine Reinhardt is geboren in Frauenthal op 26 juni 1902.
Ze komen met vier kinderen naar Vledder:

  • Edi – geboren: 1928
  • Johanna Gisela – geboren: Bonn, 31 januari 1929
  • Frieda – geboren: Aken, 5 november 1930
  • Clara – geboren: Oberhausen, 27 december 1931

Frieda en Clara gingen in Vledder naar school. Toenmalige klasgenoten herinneren de zusjes als vrolijke meisjes die altijd lange rokken droegen en als het even kon blootsvoets naar school kwamen.
Van deze schoolperiode zijn een aantal foto’s waarop de meisjes te zien zijn:

OLS - Vledder
OLS – Vledder jaartal: 1943
Frieda Georg
OLS - Vledder
OLS – Vledder. Jaartal: 944
Clara Georg
Clara Georg

Zigeunerrazzia

Op 16 mei 1944 vond er een zigeunerrazia plaats, deze was gericht op het oppakken van alle Roma en Sinti die woonachtig waren in Nederland. Gisela, Frieda, Clara, moeder Josephine en vader Ludwig worden opgepakt en ze worden naar kamp Westerbork gebracht. Drie dagen later worden in ieder geval Frieda, Clara en moeder Josephine getransporteerd naar Auschwitz. Ludwig en Gisela hebben de dans ontsprongen. Details daarover ontbreken.

Overlijden

Begin augustus 1944 overlijden Josephine Reinhardt en haar dochters Frieda en Klara Georg in Auschwitz.
Verdere gegevens van Ludwig en zoon Edi zijn niet bekend. Johanna Gisela overlijdt in 1991 in Veldhoven.

Boek van L. Lambregts

In het boek “Vledder in de tweede wereldoorlog” door L. Lambregts wordt het onderstaande vermeld over de familie Georg.

DE DEPORTATIE VAN ZIGEUNERS

Aan de weg van Vledder naar Doldersum bevond zich vroeger tegenover de woning van de familie Wiegman een klein woonwagenkamp in de buut waarvan, in de meidagen van 1940, twee woonwagens stonden die door de uit Duitsland afkomstige zigeunerfamilie Georg 
werden bewoond. 
Waarschijnlijk zijn zij er kort voor het uitbreken van de oorlog gekomen, zoals kan worden afgeleid uit de 
notulen van de vergadering van burgemeester en wethouders van Vledder, gehouden op 23 april 1940: "Het blijkt dat zich, op het woonwagenkamp aan den straatweg Vledder-Doldersum, sedert geruime tijd een 2-tal woonwagens van niet-ingezetenen ophouden, die nog niet van plan zijn te vertrekken. Besloten wordt de bewoners aan te schrijven dat zij uiterlijk 10 mei as. met hun 
woonwagens moeten vertrekken."

Het mag als vrijwel zeker worden aangenomen dat het hier de woonwagens betrof van de familie Georg, die op de vlucht voor de 
zuiveraars van het Germaanse ras, die in Duitsland al op de jacht op niet-ariërs hadden mogen openen, een toen nog veilig 
heenkomen hadden gezocht in Nederland.  Hun wagens stonden niet op het kamp zelf, maar naast de woning van de familie Wiegman 
die tegenover het kamp woonde. Hendrik Wiegman: "Het waren keurige mensen waar niets op aan te merken viel. 
Ze waren niemand tot last."

Van de zijde van de gemeente Vledder werd dan ook, na 10 mei, niet meer aangedrongen op het hun aangezegde vertrek. 
De Georg's kwamen hier aan de kost met het repareren van violen, stuurden hun kinderen ordentelijk naar school en onderhielden een goed contact met hun buren. Medeleerlingen van toen herinneren zich van de meisjes, Carla (13) en Frieda (12) dat het 
vrolijke meisjes ware die altijd lange rokken droegen en als het even kon op blote voeten liepen.  
De Georg's kwamen vaak op het achter Vledderhof gelegen boerderij "De Werkhorst" van L. Bethlehem, waar zijn ook altijd een 
tijdelijk schuilplaats vonden als er weer eens een razzia werd gehouden. 
Kreeg me er op de secretarie van het gemeentehuis lucht van dat er weer zo'n rooftocht op mensen werd voorbereid, dan gaf de 
gemeentesecretaris L. Schumer dat telefonisch door naar "De Werkhorst, vanwaar er dan een boodschap naar de familie Georg bij 
het woonwagenkamp ging, dat er gevaar dreigde. 
Zo kwam de familie Georg de oorlogsjaren door tot in de maand mei van 1944. 
Op zondag de veertiende van die maand deed het directoraat van politie een "zeer dringend" en "geheim" telexbericht uitgaan aan de vijf gewestelijke politiekommandeurs. Het bericht bevatte de mededeling dat de "Befehlshaber der Sicherheitspolizei und 
des SD" E. Naumann opdracht had gegeven alle zigeunerfamilies in Nederland naar het kamp Westerbork over te brengen. 
De opdracht moest worden uitgevoerd door personeel van de Nederlandse politie en wel op 16 mei 1944 om 7 uur in de ochtend. 
Zoals hiervoor al werd vermeld werd de post van burgemeester en dus hoofd van de plaatselijke politie in Vledder, na het 
ontslag van jhr. R.O. van Holthe tot Echten, ingenomen door de N.S.B.'er G.W. Boelems. 
Het laatste wat van deze figuur kon worden verwacht was dat hij iemand zou waarschuwen voor naderend onheil.

Zo kon het gebeuren dat vader en moeder Georg en hun dochters Gisela, Clara en Frieda in de vroege morgen van 
dinsdag 16 mei 1944 onverhoeds uit hun woonwagens werden gehaald en met niet meer bagage dan zij zelf konden dragen, naar 
het verzamelkamp Westerbork werden overgebracht. 
Alleen de zoon, Edi Georg, ontsprong de dans omdat hij op die fatale dag niet bij zijn ouders thuis was. Toen hij 's avonds 
terugkeerde bij het kamp vond hij de woonwagens leeg en zijn familie weggevoerd. men kan zich de redeloosheid van de 
16-jarige jongen voorstellen. 
Een zoon van Bethlehem, Hendrik, die met zijn jonge gezin in Doldersum woonde trof Edi in de grootste verwarring bij de 
verlaten woonwagens aan. Niet wetend wat zonder zijn familie aan te vagen had hij al besloten maar op eigen gelegenheid naar 
Westerbork te gaan en zich te melden. Hendrik Bethlehem, zelf lid van een verzetsgroep, bood hem een schuilplaats aan in zijn 
huis. "Vertel hier maar rond dat je je gaat melden in Westerbork", stelde hij de jonge zigeuner voor.  
Bij mijn huis in Doldersum pik ik je wel op.

Bethlehem en zijn vrouw zorgden voor andere kleren en Edi onderging een ware gedaantewisseling toen Hendrik de schaar in zijn 
lange zwarte haren zette. Binnen een paar uur zag hij er uit als iedere andere jongen uit de streek. Via illegale contacten 
zorgde zijn gastheer voor een nieuw, uiteraard vals, persoonsbewijs en zo is Edi Georg aan zijn deportatie ontkomen. 

Zijn ouders en zijn zusters werden op dinsdag 19 mei 1944 uit Westerbork per trein weggevoerd naar Auschwitz-Birkenau in Polen, waar de nazi's  juist de bouw van een nieuwe vernietigingskamp hadden voltooid en waar de trein over een aftakking van de 
spoorlijn tot midden in het kamp kon rijden. 
De Georg's maakten deel uit van een strasport van 245 zigeuners waaronder 147 kinderen. 
In Birkenau kregen zij allen een kampnummer, met daaraan toegevoegd de letter Z, in hun arm getatoeëerd, en werden zijn 
ondergebracht in het "Zigeunerlager". 
Van dit transport hebben 55 volwassen hun verblijf in het kamp overleeft, de overigen en alle 147 kinderen zijn, waarschijnlijk in de nacht 2 op 3 augustus 1944, vergast en daarna verbrand.
Naar verluidt zijn vader Ludwig Georg en de oudste dochter Gisela al snel na aankomst in Birkenau van hun familie gescheiden en zo ontkomen aan de gaskamers.  Zij wisten de ontberingen van het concentratiekamp te doorstaan en haalden, ziek en uitgeteerd
de bevrijding. Van de moeder, Josephine Georg-Reinhardt, geboren op 26 juni 1902 te Franenthal en de dochtertjes Frieda en 
Clara, respectievelijk geboren op 5 november 1930 te Aken en op 27 december 1931 te Oberhausen, werd nimmer meer iets vernomen.
De laatste informatie die men over hen heeft is dat zij onder de nummers 51, 49 en 48 staan vermeld op "Blatt I" van een lijst
met het opschrift "Judentransport aus den Niederlanden" gedateerd 19 mei 1944. 
Omdat zij vanuit Vledder werden weggevoerd staan ook hun namen vermeld op het gedenkteken op de Brink te Vledder, waar zij de 
miljoenen slachtoffers vertegenwoordigen van een "ideologie" die onder andere, "de zuiverheid van het Germaanse ras" predikte.


Laatste aanpassing: 9 april 2024